De speedpedelecrijder is de baarlijke duivel niet
Viseer de speedpedelecrijder niet, schrijft Vincent De Wilde. Het echte probleem is de gebrekkige verkeersinfrastructuur.
Speedpedelecrijders zijn werkende pendelaars, meestal ouders, gewone mensen die zijn overgestapt naar die fiets uit overwegingen over klimaat, kostprijs, gezondheid en reistijd. Vooral die kortere reistijd maakt het verschil met een gewone fiets. Plotseling wordt pendelen met de fiets een optie. Inclusieve Belgische wetgeving, fietsvergoedingen, leasing en fietssnelwegen vergemakkelijken de overstap. In minder dan vijf jaar tijd verdwenen zo 50.000 auto’s uit de spits en werd Vlaanderen dé groeipool voor snelle fietsen. Er ontstond een nieuwe industrie, met merken van eigen bodem. Cruciaal om die evolutie verder te koesteren: haalbaar kunnen pendelen en veiligheid, zowel op fietssnelwegen als bij ander typisch fietsgebruik. Denk aan kinderen begeleiden naar school alvorens sneller te schakelen richting werk.
Tot hun frustratie worden die weldenkende mensen afgeschilderd als onbesuisde wegpiraten. Het klopt dat er elk jaar veel nieuwe speedpedelecfietsers bijkomen. Net zoals bij leerling-autobestuurders laat het gebrek aan ervaring zich soms zien. Geef dat tijd. En rotte appels? Ja, die zijn er ook, zoals bij elk ander vervoermiddel. Daar kun je geen beleid op baseren. Door populisme gedreven instanties laten de spierballen rollen en doen uitspraken die mensen twee keer doen nadenken voor ze kiezen voor de betere vervoersoptie.
Ergernis alom
Speedpedelecfietsers zijn geen ‘doodrijders’. Ze dragen nauwelijks bij tot aanrijdingen tussen zwakke weggebruikers onderling. Het overgrote deel van de ongevallen is het gevolg van aanrijdingen door zwaar verkeer en valpartijen zonder tweede partij. Met hun hogere kruissnelheid voelen ze zich nog kwetsbaarder dan andere fietsers. Daardoor zullen ze hoe langer hoe defensiever rijden. Bovendien zijn de fietsen erg veilig, met schijfremmen en goede verlichting.
Vanwaar de vijandigheid? Ik zie vier oorzaken. Vooreerst zijn er meer fietsers dan vroeger. Tien jaar geleden waren bakfietsouders, senioren op e-bikes en pendelaars op speedpedelecs zeldzaam, vandaag zie je ze overal. Ergernis alom: brede bakfietsen die je niet kunt inhalen, kinderen achter op de fiets, onaangenaam snel ingehaald worden door wielertoeristen, ligfietsers, velomobielen en speedpedelecs. Die laatste groep vormt een makkelijk doelwit. Het is het enige type fiets die in de wegcode onder een andere categorie valt en waarvoor een aangepaste behandeling mogelijk is. Dat een speedpedelec geen ‘brommer’ is, maar een uitbreiding van een conventionele fiets, wordt gemakshalve genegeerd.
Meer fietsers, dat vraagt om meer openbare ruimte voor die fietsers. Infrastructuuraanpassingen vragen tijd en geld. Ze hinken achter de evolutie van de vervoersvormen aan. ‘Fietsregisseurs’ doen hun best, maar hebben te weinig middelen. Fietssnelwegen zijn nog niet volgroeid en maken gebruik van al bestaande, schaarse openbare ruimte.
Als een fietspad te druk wordt, moet je meer ruimte voorzien voor die fietsers. Dat kan alleen ten koste van de infrastructuur voor auto’s, maar daartoe ontbreekt de politieke wil. De Antwerpse aanpak illustreert dat. Iedereen heeft een auto en wil vlot kunnen rijden en parkeren. Parkeerplaatsen inruilen voor bredere fietspaden, of rijbanen inrichten als fietsstraten, dat ligt allemaal politiek gevoeliger dan repressief optreden tegen een kleinere groep speedpedelecfietsers of blauwe bordjes ‘25’ plaatsen, zoals Antwerpen wil doen. Daarmee pak je het echte probleem niet aan: er is te weinig plaats voor fietsers.
Geen fiets, maar een indringer
Een speedpedelec is voor de meeste mensen nog iets vreemds. Je kunt alleen houden van dingen die je kent. Mensen die ermee pendelen zijn enthousiast. Het gebeurt niet vaak dat een product zo ingrijpend de levenskwaliteit verbetert. Mensen die er geen ervaring mee hebben, fixeren op het kentekenplaatje en beschouwen de speedpedelec niet als een fiets, maar als een ‘indringer’.
Hoe moeten we omgaan met dat spanningsveld? In de eerste plaats moeten we wat toleranter en hoffelijker leren zijn. Geef alle fietsers ruimte op alle fietsinfrastructuur en verval niet in wederzijdse verwijten. Hou mensen verantwoordelijk voor hun rijgedrag en niet voor het type fiets waarop ze zitten. Haal de rotte appels uit de mand, maar gooi de mand niet weg. Blijf investeren in fietsinfrastructuur en wees geduldig. Doe slimme aanpassingen aan de wet, zodat wegbeheerders het maatwerk kunnen leveren waar ze om vragen.
Het ene fietspad is het andere niet. Leg fietssnelwegen aan die de naam waardig zijn, zodat snelle fietsers niet de mazen in willen duiken voor doorgaand verkeer. Gebruik de zone 30 slim. Vandaag moeten snelle fietsers zich houden aan een snelheidsbeperking van 30 kilometer per uur op kaarsrechte, landelijke wegen zonder conflictrisico. Dat verlaagt de gevoeligheid voor zones 30 waar dat snelheidsregime wél nodig is.
Maar vooral: stop met modder te gooien. Alleen dan kunnen we dromen van een toekomst waarin 30 procent van de verplaatsingen per fiets gebeurt.
via De Standaard
December 20, 2024 at 02:37PM
No comments:
Post a Comment